Author Archives: Admin

Doomsday

This entry was posted on by .

‘Nu weten we tenminste dat het een auto is,’ zei Phillip vorige week toen het rijdende karkas tegen een geparkeerde Mercedes was aangereden. Melle vroeg zich toen af of we door God waren gestraft omdat we te weinig naar de kerk waren geweest. ‘Dat doet God niet,’ zei Phillip.’Hij heeft ons er hooguit aan herrinerd.’ Vandaar dus dat we vandaag in Waco’s kerk zaten voor aanvang van de tweede testrit. Doomsday was het thema waar hij over sprak. ‘Je moet besluiten of je een geit of een schaap bent, dat moet je zelf besluiten, want op de dag des oordeels sta je er ook alleen voor. Dan is je moeder er niet, je vader niet, dan sta jij tegenover de Almachtige.’ Enkele uren later had Dr. Waco z’n predikers pakje alweer vervangen door z’n witte doctors jas. Dit was onze eigen dag des oordeels. Vandaag zou bepaald worden of de auto ook nog meer kan dan tegen andere auto’s aan rijden. De doctor leek in controle van het monster. De testrit ging een blokje om. Alles leek goed te gaan totdat het gaspedaal loskwam. Een vreselijk gezicht en wij  dachten dat het iets ergs was, maar Waco verzekerde ons dat het wel mee viel. ‘Het echt grote probleem zit hem in de versnellingsbak. Hij kan niet goed in z’n achteruit.’ De versnellingsbak is altijd al het zorgekindje geweest. Ziek vanaf het begin en al twee keer in behandeling geweest. Vooralsnog wil de doctor hem niet opgeven, daar is Waco teveel geneesheer voor. ‘We kunnen hem nog reanimeren,’ had hij gezegd. De vraag is of dit wel de moeite waard is. Waarom zou je een kwakkelend leven nog eindeloos rekken? Een van de grootste problemen en uitdagingen van het bouwproces is het op elkaar aan laten sluiten van auto onderdelen die niet bij elkaar horen. Alles is van ijzer, niets past.

De kist in de strop

This entry was posted on by .

Door Tijs van den Boomen

Fotografie Teun Vonk

Een week lang al knallen de carbidbussen in Suame Magazine: Osei Kwame is dood. Op schuttingen en muren zie je roze posters hangen met zijn foto en leeftijd. Osei was 49 jaar toen hij stierf, of zoals ze hier zeggen, toen hij zijn ‘home call’ kreeg: het was tijd terug te keren naar zijn schepper.

Zijn beroep staat niet vermeld op de poster, maar als we donderdagochtend voor de begrafenis naar zijn geboortehuis gaan, blijkt daarover geen misverstand mogelijk. In Suame is het gebruikelijk dat het beroep van de dode wordt verbeeld: bij lassers wordt er symbolisch iets in elkaar gelast en bij electriciens zie je veel kleurige bedrading. Voor het gangetje naar het huis van Osei staat een knalgele takelwagen. De schacht van de takel is half uitgeschoven, de stalen hijsstrop zit vastgebonden aan de achterkant van de wagen.

Op straat is het druk, de hele buurt is uitgelopen, mensen klitten samen op hoeken, over de stoffige weg racen vrachtwagens en pickups met uitgelaten jonge kerels heen en weer, achter op de laadklep van de voorste wagen staat een carbidkanon dat gemaakt is van de holle aandrijfas van een vrachtwagen. Een begrafenisprocessie is niet het eerste wat je te binnen schiet, eerder doen de kerels met hun zwarte broeken en zwart t-shirts denken aan rebellen die net een stad hebben ingenomen, sommigen dragen rode bandages om hun hoofd. Het is tien uur in de ochtend, alcohol heeft de feeststemming duidelijk verhoogd.

Ineens valt de opmerking op zijn plaats die Ike, een handelaar uit Suame, ’s ochtends vroeg maakte. Hij is een keurige jonge kerel, getrouwd, een zoontje en een tweeling op komst. Zijn workshop is altijd netjes aangeveegd, de waarde van zijn voorraad schat ik over de duim op minstens tienduizend cedie, zo’n vierduizend euro. Al zijn succes is ‘by the grace of the Lord’, want hij een overtuigd christen en hij zingt en speelt saxofoon in de kerk. ‘Ik heb vanmorgen al ingedronken,’ vertelde hij stralend.TEVO_2013-03-1414288

 

We worden mee naar het huis van Osei gesleept. Een steeg in, dan een deur door naar een binnenplaats. Op een houten stellage ligt de ontslapene, keurig in een grijs streepjespak, de hoge boord van een witte blouse duwt zijn kin naar achteren. Hij draagt grijze handschoenen.

In een café om de hoek moeten ook wij drinken. Ike heeft de originele Ashantiborrel gescoord, hij trekt ons achter een gordijn, haalt een vuistgrote, druppelvormige capsule tevoorschijn, bijt het puntje eraf, en schenkt het bruine spul in plastic bekers. Een biertje helpt om de opspelende ingewanden tot bedaren te brengen. Verschillende jonge vrouwen worden me voorgesteld: ‘She wants to be your friend, what do you think?’

Buiten is het licht nog even verblindend en op de hoek staat nog steeds de takelwagen, maar inmiddels is de schacht volledig uitgeschoven. Aan de stalen strop bungelt, een meter of tien boven de grond, de lijkkist. Het wachten is op Benjamin, de leermeester van Osei, hij zal persoonlijk de knoppen bedienen om de kist op de wagen te zetten voor zijn laatste rit.

Als dat eenmaal gebeurd is, klimmen collega’s, familie en vrienden op de wagen, twee vrouwen nemen plaats op de kist, zijn vrouw en een zus vermoed ik. Drie andere takelwagens komen voorrijden en als ook die zijn volgepakt met mensen begint een wilde rit door de wijk.

Een paar straten verder stoppen we abrupt, mannen met emmers springen van de wagens en onder luid gejoel beginnen ze de banden van de wagens te wassen. ‘Black tires’ heet dat ritueel, het moet ervoor zorgen dat je schoon en zonder aardse restanten naar je graf gaat. Al verder gaat het en na een paar kilometer gooit de voorste takelwagen het stuur om, draait om, de andere volgen. Meteen maakt de voorste wagen weer een u-turn en zo beginnen we, midden op een doorgaande weg, in cirkels te rijden. Waar dit ritueel voor staat, wil ik weten. De mannen lachen: ‘We do this just for fun’.

Op de begraafplaats zelf gaat het snel. In de rode aarde is al een graf gegraven, de kist wordt er met de hand ingelegd. Een priester spreekt een paar woorden en in hoog tempo wordt de kuil weer dichtgeschept. Nu pas valt me op hoe weinig vrouwen er zijn. Ik vraag waarom en krijg verbaasde reacties: het is toch vies werk, een dood lichaam in de aarde stoppen, dat is toch niks voor vrouwen? Maar zijn echtgenote en zus zijn er toch ook bij? De mannen slaan elkaar op de schouders van het lachen: dat is zijn helemaal geen verwanten, maar als ik wil kunnen ze wel mijn vriendin zijn voor vandaag. En voor ik het weet word ik voorgesteld aan de opgetutte vrouwen met harde gezichten.

Op de terugweg zeg ik Ike dat ik het nu snap: begrafenissen zijn voor de tamelijk gereserveerde Ghanezen een gelegenheid om uit hun dak te gaan: zuipen en sex hebben. ‘No, no, no,’ zegt hij, ‘het zijn gewoon vriendinnen, je mag ook met ze gaan wandelen en praten. Wat jij wilt.’ Op de een of andere manier denk ik niet dat hij met dat doel driftig telefoonnummers heeft uitgewisseld.

 

Het is inmiddels begin van de middag, het ritueel schrijft voor dat mensen nu naar huis gaan om zich te wassen en te relaxen. In de loop van de middag zal er dan een kerkdienst zijn, die vinden altijd pas plaats na de begrafenis.

Op de binnenplaats van het huis van Osei is het nu rustig, rode plasticstoelen staan in rijen opgesteld, er is een podium, een handvol familie zit in de schaduw te wachten. Ik wil, zoals de gewoonte voorschrijft, een financiële bijdrage aan de begrafenis leveren. Zo’n collectie is strak gereglementeerd: enkele mensen zijn ervoor aansprakelijk: je geeft hun geld, in ruil krijg je een reçu. Aan het einde van dag moet het bedrag in de pot kloppen met de reçu’s, zo niet, dan moeten de verantwoordelijken het verschil zelf bij passen. Tot zover de theorie: voor ik naar de moeder van Osei word gebracht, incasseert een dame met een dikke rol bankbiljetten in haar hand mijn bijdrage. Ze wil mijn namen weten, herhaalt die hardop, en dat is het.

Het ernstige gezicht waarmee ik mijn medeleven uitdruk brengt de moeder in verwarring. Ik herstel me, zet mijn lachende gezicht op, prijs haar zoon en genade van God die hem bij zich heeft geroepen. Dat is beter, er wordt cola en fanta gehaald.

Buiten gaan de herrie, het rondlopen en het bier drinken onverminderd door. Een dronken man wordt, hevig tegenstribbelend, in een busje geduwd. Hier en daar staan versterkers opgesteld en wordt er gedanst. De dood van Osei blijkt voor een hoop mensen aanleiding om een eigen feestje te bouwen.

wonen in autoland

This entry was posted on by .

Orfinso Road loopt als een ruggengraad door Suame Magazine.Links daarvan, voor wie de stad uitrijdt, is officieel woongebied. Toch hebben zich hier alweer sinds jaar en dag monteurs gevestigd. Huiseigenaren verhuren miniscuule stukjes grond of geven dit weg aan familie. Er worden schuurtjes of kleine betonnen gebouwdjes op gezet. Ik ben op bezoek geweest bij een vrouw die haar erf demonstratief heeft afgeschermd met prikkeldraad. Ze wordt naar eigen zeggen gek van het lawaai en de stank die gepaard gaat met het monteursvak. Volgens haar is er niets aan te doen. Als de politie de monteurs wegstuurt zijn ze de volgende dag weer terug. Officieel is er sprake van illegale industriele praktijken, maar het individuele belang is hier simpelweg ondergeschikt aan het collectieve belang (van huiseigenaren en monteurs) en dus wordt de wet niet gehandhaafd. Omgekeerd wordt er ook illegaal gewoond in het ‘officiele’ industriegebied. Wie ‘ s morgen vroeg door Suame Magazine wandelt kan bijvoorbeeld zien hoe de hoogovens worden opgestookt terwijl iemand een stukje verderop z’n tanden staat te poetsen of de was ophangt aan een half aangevreten truckcabine en een woonhut.Ergens anders is iemand alweer begonnen met het schuren van het vulmiddel waarmee een gedeukt portier was gerepareerd. Hij veroorzaakt witte stofwolken, maar men is het gewend. Overal zijn mensen en iedereen probeert op zijn manier van dag tot dag te overleven.

Hoe informatie druppelgewijs tot ons komt en dan toch weer anders blijkt te zijn.

This entry was posted on by .

Lange tijd dachten we dat de Old Timer die we aan het repareren zijn, bij wijze van oefening voor het bouwen van de Afrikaanse droomauto, de veel geprezen Buafo was. De Buafo had in onze beleving een mythische status gekregen, het was volgens sommigen een auto die voor honderd procent in Suame Magazine was geproduceerd in de jaren zeventig.Het waren de jaren van dictator Acheampong (beroemd van ‘operation feed yoursel’). Sommige mensen noemen dit de gouden tijd van Suame Magazine. Toch bleek later dat de auto helemaal niet in Kumasi was gebouwd maar in Accra. Met de gouden jaren zeventig bleek het ook nogal mee te vallen. Er was een import verbod op auto onderdelen en daar werden de ‘mechanics’ inventief van, maar het was niet per se gemakkelijk. Dat de Magazine nog bestaat is eerder ondanks dan dankzij Acheampong. Het vrachtwagentje Buafo levert bij velen nog altijd gevoelens van Nationaloe trots op en onze Afrikaanse droomauto wakkert die trots soms weer aan en doet mensen verlangen naar een gouden tijd die er nooit geweest is. De auto die wij op ons terrein hebben staan, zie afbeelding hierboven, bleek in elk geval niet de Buafo te zijn. We kregen dat mondjesmaat te horen, niet in een keer en niet van een persoon. Het is nu wel zeker dat deze auto een andere naam heeft. De wagen heet ‘Anwona Petuo’ (spreek uit: angona pewtru) en werd gebruikt voor het transport van mensen (trotro). Nu heb ik me laten vertellen dat er een man was bij een zeker station in Kumasi die van een stam was die Anwona wordt genoemd. Ze zouden ergens in de ‘Volta region’ wonen. De man wachtte nooit tot de auto vol was, maar reed na een korte stop gewoon weg. De mensen riepen hem na: petuo, petuo. Snelle vogel. Maar het duurde niet lang voordat iemand anders tegen mij zei dat het heel anders zat. Een buurt in Kumasi heet de anwona-gah buurt (gah is ook een stam) de anwona stam heeft zich daar gevestigd om meubels te maken. In die buurt is ook een station waar veel van deze wagentjes rond reden. De Anwona mensen namen hier vandaan de trotro. Dit wagentje, een omgebouwde Morris Commercial car, lijkt een beetje op een uil. Petuo betekent Uil in de landstaal hier (het Twi).
Vandaag is de Anwona Petuo voor het eerst in 50 jaar weer tot leven gewekt. Voor heel even dan, enkele minuten, daarna bleek dat de carborateur niet goed werkte. Het is wachten tot die gerepareerd wordt. Wachten tot iemand komt met iets of iemand anders. Ook de monteurs wachten af. Niemand neemt eigen innitiatief, er wordt gewacht tot iemand je wat vraagt iets te doen en dan wordt er gewacht tot het nog een keer wordt gevraagd. Wachten*, het is iets waar je aan moet wennen hier.

*Onze projectleiders, Joost en Melle, zijn het wachten beu, ze gaan nu zelf op pad. Vandaag is er een motor aangeschaft en onze chef ingenieur Dr Wacu (de Reiger) heeft vandaag zelfs de las electrode ter hand genomen. De beste man is een master en hoeft eigenlijk geen handwerk meer te doen, maar ook hij is het wachten beu.
Het nieuwe werkmotto is: Pressure. Dat wil zeggen: er wordt niet langer gewacht.